28292 |
volle wagen |
volle:
vǫlǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
[N 95, 673b; monogr.]
II-5
|
25974 |
volmolen |
volmolen:
vǫ.l[molen] (L417p As)
|
Molen waarin wollen vezels onder toevoeging van bijtende en ontvettende stoffen worden gekneed of geperst om ze te doen vervilten en verdichten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1b; Jan 22; Grof 12]
II-3
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bē̜r (L417p As),
bęǝr (L417p As),
bīǝr (L417p As)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
uit de was:
ówt de wàs (L417p As)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19412 |
vonk |
geinster:
genstər (L417p As, ...
L417p As),
génster (L417p As),
sprankel:
sprànkel (L417p As),
vonk:
vónk (L417p As)
|
Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)] || vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
momber:
mommer (L417p As),
mómmer (L417p As),
momber
mòmmer (L417p As),
voogd:
vuugd (L417p As)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
bedoppen:
een verbastering van bedotten
bedòppe (L417p As),
begoochelen:
Ut di-j hiêl affèèr zeen zi-j mè ferm bekòkkeldsj (of besjiête) ûtkòmme
bekòkkele (L417p As),
foppen:
fóppe (L417p As),
kloten:
klōēte (L417p As),
ki-jk mè hiêl good in: of de weers ferm gekluutsj
klute (L417p As),
kullen:
kille (L417p As),
verneuken:
vernīēke (L417p As)
|
foppen || foppen, beetnemen || op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
vooraanstaande:
vraanstaonde (L417p As)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27804 |
voorbereiding |
préparatoire:
proprǝtwār (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843]
II-5
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
doorsteek:
(overgenomen van Maasland).
dōērstéék (L417p As),
oversteek:
(overgenomen van Maasland).
īēverstéék (L417p As)
|
doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|