20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
wāke (L417p As)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
woafel (L417p As)
|
wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
28283 |
wagens instoten |
[wagens] inboeten:
enbutǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De mijnwagens met de hand of door middel van een tussen de spoorstaven gemonteerde wagenduwer in de liftkooi duwen. De respondent uit Q 15 merkt daarover op dat op de mijn Maurits de wagens met de bokser op de kooi werden gestoten waardoor tegelijkertijd de lege wagens aan de andere zijde uit de kooi werden geduwd. Deze werden een helling opgetrokken en liepen op eigen kracht in een lichte daling naar de verzamelplaats waar men er treinen met lege wagens van samenstelde, of naar een spoor waarop het aan te voeren materiaal tot een trein werd samengevoegd. Omdat het in- en uitstoten van mijnwagens blijkbaar als één handeling werd beschouwd, zijn in dit lemma ook de opgaven "uitstoten", "van de kooi afstoten", "van het gerüst afstoten", "van de kooi boksen" en "van het gerüst boksen" opgenomen. Voor de niet fonetisch gedocumenteerde opgaven zie men het lemma Schachtkooi. [N 95, 683; monogr.; Vwo 392]
II-5
|
28279 |
wagens kippen |
kippen:
kepǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Volle mijnwagens met behulp van een kipper omkantelen. Bij de meeste in dit lemma opgenomen opgaven behoort wagens of berlijns als object. [N 95, 693; monogr.; Vwo 417; Vwo 420; Vwo 865]
II-5
|
28318 |
wagenvervoer met lieren |
traînage:
tǝrnāš (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Het verplaatsen van mijnwagens over korte afstand door middel van lieren. [N 95, 703]
II-5
|
21162 |
wagon |
wagen:
wāge (L417p As),
wagon (<eng.):
wàgón (L417p As)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (L417p As)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
blaak:
blaok (L417p As),
walm:
wàlm (L417p As)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19475 |
walmen |
blaken:
blōͅkə (L417p As),
Este de stoaf möt vochtig huit aanmeeks, beginsj ze te bloake
bloake (L417p As)
|
roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)] || walmen
III-2-1
|
25525 |
wan |
wan:
wa.n (L417p As)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|