20807 |
braadworst |
saucijs:
sesi-js (L417p As, ...
L417p As)
|
braadworst || saucisse
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (L417p As, ...
L417p As,
L417p As),
deftig:
deftig (L417p As),
voorbeeldig:
vīērbèjldig (L417p As)
|
braaf [ZND 01 (1922)] || braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33653 |
braakland |
braak:
brā.k (L417p As),
braakland:
brā.klā.nt (L417p As)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
32706 |
braakland bewerken |
de braak omdoen:
dǝ brā.k, omdō.n (L417p As)
|
Op een akker die men - vroeger overeenkomstig het drieslagstelsel, later om een bijzondere reden - een seizoen braak liet liggen, werd dat jaar geen gewas verbouwd. Een dergelijke akker werd echter wel verschillende malen ondiep geploegd en grondig afgeëgd, zulks om hem te zuiveren van hardnekkig onkruid, zoals kweek, en tevens om hem niet de voedingsbodem te laten zijn van gemakkelijk tierend onkruid in het algemeen. Voorzover de onderstaande termen geen object noemen, veronderstellen zij "de akker" of "het stuk" als object. In braken zal soms, in zomervoren meestal de betekenis "niet benutten voor de teelt", "braak laten liggen" meespreken. Men zie daarom ook de lemmata braakland en braak (laten) liggen. De woorden braken, belken en stropen komen ook in de lemmata ondiep ploegen en stoppelveld ploegen voor. [JG 1a; N 11A, 134b + 137q; N 11, 45 + 47 add.; monogr.]
I-1
|
33654 |
braakliggen |
braakliggen:
braakliggen (L417p As)
|
Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
bramen:
brīǝ.mǝ(n) (L417p As)
|
Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.]
I-5
|
24501 |
braambes |
braamberen:
brumbēərə (L417p As),
bròmbiêr (L417p As),
WBD/WLD = braambessen
brómbīērə (L417p As, ...
L417p As),
zie ook ZND01 u (geen verzamelfiches)
brombier (L417p As)
|
braam(bessen) [RND] || braambes [N 92 (1982)], [ZND 01 (1922)] || braambessen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
braamberen:
brumbiǝ.rǝ (L417p As)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24474 |
braamstruik |
braamberen:
WBD/WLD
braombīēre (L417p As),
braamstruik:
zie ook ZND32
breëmstroek (L417p As),
doorn:
WBD/WLD = braamstruik
déérə (L417p As, ...
L417p As),
WBD/WLD é leunt aan bij ö (hier ook?)
déére (L417p As)
|
braamstruik [N 92 (1982)], [ZND 01 (1922)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
broaje (L417p As, ...
L417p As),
broajen (L417p As),
bràoien (L417p As)
|
braden || vlees braden en vlees bakken [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|