e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de beek vegen vegen: vę̄.gǝ (As) De bedding en de oevers van de beek van aangespoelde modder, waterplanten etc. ontdoen. Vroeger werden deze werkzaamheden van overheidswege gecontroleerd. Het vegen gebeurde met verschillende werktuigen, bijvoorbeeld een schoep (P 120, P 176, P 177a, P 184, P 187, P 188, P 195, Q 78, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 162, Q 164, Q 180, Q 240, Q 241), een schup (P 176, Q 164), een mesthaak (Q 78, Q 188), een haak (Q 88), een zeis (P 187, Q 181), een halve maan (Q 159), een slootmes (P 187, Q 160a) en een sloothaak (Q 160a). In Q 162 werd de beek de laatste jaren schoongemaakt door speciale diensten. Volgens de zegsman gebruikte men daarvoor een grue, een baggertoestel. Het woordtype maaien (P 119) gaat terug op het feit dat het wegmaaien van de waterplanten één van de werkzaamheden van het vegen van de beek was. [Jan 94; Coe 75; Grof 45] II-3
de doodsklok luiden overluiden: ieverluuje (As) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de duiven niet loslaten niet lossen: neet losse (As), wachten: wàchtə (As) de duiven niet loslaten? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok afstemmen op de moederklok aftrekken: aaftrekkə (As), gelijkzetten: klok geliek zette (As) Hoe heet het afstemmen van de klok op de tijd van de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok gelijkzetten met de moederklok aftrekken: aaftrekkə v.d. klòkkə (As), regelen: regele (As) het gelijkzetten van de klokken der spelers met de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivin in een hoekje jagen (baltsverschijnsel) in de hoek drijven: in dən hook dri-jvə (As), in de hoek jagen: (in dən hook) jaagə (As), in een hoekje jagen: doevin in è heekske jage (As) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: de duivin in een hoekje jagen? [N 93 (1983)] III-3-2
de eerste duiven die in de lucht opgemerkt worden kopduives: kòpdówvəs (As), voorvliegers: vīēwleegərs (As) Hoe zegt men: de eerste duiven die in de lucht opgemerkt worden? [N 93 (1983)] III-3-2
de eerste voor ploegen (twee voren) tegeneenploegen: tigǝnęi̯.(n) plōgǝ (As), aanslaan: ānslūǝ.n (As), derover slaan: tǝrīǝ.vǝr slūǝ.n (As), tegeneenslaan: tigǝnęi̯.nslūǝ.n (As), tegeneenvaren: tigǝnęi̯.nvã.rǝ (As) Het ploegen van de eerste voor van een akker in het midden, als men bijeen gaat ploegen; aan de zijkant(en), als men uiteen of heen en weer gaat ploegen. Men ploegt de eerste voor gewoonlijk wat minder diep, om de vorming van een rug te voorkomen. Alleen bij het ploegen met een wentelbare of keerbare ploeg is er één eerste voor, in alle andere gevallen zijn er steeds twee eerste voren, nl. bij het uiteenploegen aan de zijkanten gelegen en bij het bijeenploegen tegen elkaar in het midden gelegen. Veel opgaven gelden daarom ook voor de twee eerste voren. De specifieke benamingen voor het ploegen van de eerste voor in het midden of aan de zijkant zijn onder B., resp. C. opgenomen; al de andere opgaven vindt men onder A. Door de zakelijke overeenkomst kunnen de benamingen soms ook toepasselijk zijn op bijeen- of uiteenploegen. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men de drie volgende lemmata. [N 11, 61; N 11A, 117c + 119b + 121b; JG 1a + 1b; A 33, 18c; monogr.] I-1
de eg eegd/eeg: ē̜x (As) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2
de eg lichten opheffen: ǫphęfǝ (As) De eg tijdens het eggen met de egstok optrekken, om het onkruid e.d. van de tanden af te laten vallen. Om dit te bereiken kan men de eg ook laten "dansen": bij elke tweede stap trekt men de eg van achteren een weinig naar links (of rechts), waardoor ze een zigzaggende gang krijgt. Bij de onderstaande termen is het object steeds de eg. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 73 add.; N 11A, 166a; div.; monogr.] I-2