22613 |
de gaffel toezetten |
de hoek omzetten:
de hook omzette (L417p As)
|
Dichter bij elkaar plaatsen van de voorste kegels. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32770 |
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam |
raam:
rām (L417p As)
|
De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.]
I-2
|
32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
toetreden:
tu[treden] (L417p As)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22125 |
de gummiring afnemen |
de caoutchouc aftrekken:
də kàtsjŏĕ aaftrekkə (L417p As),
de ring uittrekken:
rènk oet trekke (L417p As)
|
het afnemen van de gummiring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19450 |
de heg knippen |
scheren:
sjéére (L417p As)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22772 |
de helft vragen |
de helft:
de hĕlĕft (L417p As)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
29031 |
de hittegraad vaststellen |
proberen:
prǫbē̜rǝ (L417p As)
|
De hittegraad van het persijzer vaststellen door met een natte vinger te voelen of bijv. door op het ijzer te spugen. [N 59, 78]
II-7
|
21420 |
de hort op |
brakken:
braggen (L417p As)
|
Welke uitdrukking gebruikt men in Uw dialect voor: veel weg wijn, dikwijls niet thuis wezen? (Een dergelijke uitdrukkinng wordtt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaa [Lk 06 (1956)]
III-3-1
|
22389 |
de kaarten couperen |
afheffen:
āfheͅfə (L417p As),
heffen:
heͅfə (L417p As)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gēͅvə (L417p As),
uitdelen:
owtdeͅilə (L417p As)
|
De kaarten ronddelen [delen, geven, hangen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|