34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
dri.vǝ (L417p As)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
dēēsĭĕmééter (L417p As)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
Eme(s) èè keekske bakke van dezelfden deîg: iemand met de zelfde munt terugbetalen
deîg (L417p As)
|
deeg
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knejǝn (L417p As)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
18910 |
degelijk |
grondig:
gròndig (L417p As)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19396 |
deken |
deken:
dīēke (L417p As),
dèke (L417p As),
Viêr hère verjoaerdaag hauwe ze hèèr ein ölletrikse diêke gekocht
diêke (L417p As)
|
deken || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)]
III-2-1, III-3-3
|
24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (L417p As),
WBD/WLD grotere dieren
dekke (L417p As),
remmelen:
remmele (L417p As),
WBD/WLD hond, kat, konijn
remmele (L417p As),
rijden:
WBD/WLD algemeen
ri-je (L417p As),
springen:
spręŋǝ (L417p As),
sprɛŋǝ (L417p As),
WBD/WLD grotere dieren
sprenge (L417p As)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] || paren, bespringen
I-11, I-12, III-4-2
|
19704 |
deksel |
deksel:
deksel (L417p As),
deksəl (L417p As),
dèksel (L417p As),
lid:
Ich krèèg het liêd op mi-jn naas: ikwas de dupe(omdat ik veel te veel wilde)
liêd (L417p As)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
deksel:
dęksǝl (L417p As)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
20420 |
deksel van een doodskist |
deksel:
deksel (L417p As)
|
het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)]
III-2-2
|