22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelstein (L417p As, ...
L417p As),
dobbelstejn (L417p As),
teerling:
tierlink (L417p As)
|
Dobbelsteen. [ZND 01 (1922)] || Een teerling (dobbelsteen, Fr. dé à jouer). [ZND 08 (1925)] || Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
dobber:
dobber (L417p As),
doͅbər (L417p As),
dopje:
deͅpkə (L417p As),
stop:
stoͅp (L417p As)
|
de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)] || De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L417p As)
|
dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
dode:
dōēje (L417p As),
lijk:
li-jk (L417p As),
liek (L417p As)
|
het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24726 |
dode tak |
stek:
WBD/WLD é leunt aan bij ö
sték (L417p As)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L417p As, ...
L417p As,
L417p As)
|
het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)] || Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L417p As)
|
doek [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
kletsplaats:
kletsplaats (L417p As),
potje-bedot:
Bij potstampen.
pètsje bedot (L417p As)
|
het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
duimdraaien:
dóumdrèje (L417p As)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dóf (L417p As)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|