e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobbelsteen dobbelsteen: dobbelstein (As, ... ), dobbelstejn (As), teerling: tierlink (As) Dobbelsteen. [ZND 01 (1922)] || Een teerling (dobbelsteen, Fr. dé à jouer). [ZND 08 (1925)] || Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)] III-3-2
dobber dobber: dobber (As), doͅbər (As), dopje: deͅpkə (As), stop: stoͅp (As) de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)] || De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] III-3-2
dochter dochter: dochter (As) dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode dode: dōēje (As), lijk: li-jk (As), liek (As) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dode tak stek: WBD/WLD é leunt aan bij ö  sték (As) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doedelzak doedelzak: doedelzak (As, ... ) het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)] || Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
doek doek: dook (As) doek [ZND 01 (1922)] III-1-3
doel bij verstoppertje spelen kletsplaats: kletsplaats (As), potje-bedot: Bij potstampen.  pètsje bedot (As) het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)] III-3-2
doelloos friemelen duimdraaien: dóumdrèje (As) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] III-1-2
dof, gedempt van geluid dof: dóf (As) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4