e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draagrol lei(d)rolletje: lɛjrǫlǝkǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), rolletje: rǫlǝkǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) Draagrol van een transportband. De opgaven "middenrol" en "zijrol" (Q 121) duiden de twee verschillende rollen aan die bij een trogvormige bandtransporteur gebruikt worden. [N 95, 641; N 95, 643; monogr.] II-5
draaien draaien: dreͅjə (As), omdraaien: ómdrējə (As), zwenken: zwinke (As) draaien [ZND m] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] III-1-2
draaiende karnton draaivat: drɛi̯vāt (As) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
draaikolk draaikolk: drèjkòlk (As) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
draaiplaats taque: tak (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766] II-5
dracht, drachtig zijn ww. is niet alleen: WBD/WLD é leunt aan bij ö  déé kni-jn is neet allejn (As), ww. is vol: WBD/WLD ó even gesloten als oo  di-j ków is vol (As) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
drachtige merrie vol: vǭ.l (As) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten vijzen: vēͅzə (As) [Goossens 1c (1955b)] I-7
dragen dragen: dragen (As), drâgen (As) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: drāgen (As), het kunnen lijden: ⁄t kàn het li-je (As), houden: hòwe (As) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4