28667 |
honingdrank |
honingbier:
hōneŋbēr (L295p Baarlo),
honingwijn:
hōneŋwīn (L295p Baarlo)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huit (L295p Baarlo),
kop:
kop (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
köp (L295p Baarlo)
|
[N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bluts:
bluts (L295p Baarlo),
dikkop:
diekkop (L295p Baarlo),
knikker:
knikker (L295p Baarlo),
B.v. hae kreeg ze op ziene knikker.
knikker (L295p Baarlo),
maske:
maske (L295p Baarlo),
motskop:
B.v. det is enne moetskop (iem. die lelijk is en nieuw).
moetskop (L295p Baarlo),
waterkop:
waterkop (L295p Baarlo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
altaar:
altaor (L295p Baarlo),
hoofdaltaar:
haufdaltaar (L295p Baarlo),
houfdaltaor (L295p Baarlo)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
[eg]balken:
[eg]˱bɛlǝk (L295p Baarlo)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
hoofdbred:
hyt˱brēt (L295p Baarlo)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopdook (L295p Baarlo)
|
hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
heutvleisch (L295p Baarlo),
huipvleis (L295p Baarlo)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (L295p Baarlo)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
høͅi̯tkøͅsə (L295p Baarlo)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|