e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus huiskets: hoeskets (Baarlo), huismus: (hoes)mös (Baarlo), mus: mus (Baarlo), musch (Baarlo) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || mus || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Baarlo), vlieg: vleeg (Baarlo, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszegen huiszegen: hoeszaege (Baarlo), hoeszaegen (Baarlo), werd gebeden als het erg hommeld of als er iemand ziek was  hoeszaegen (Baarlo) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiszegening huiszegening: hoeszaegening (Baarlo), laten zegenen: laote zaegene (Baarlo) De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)] III-3-3
huiszwaluw zwalg: zwalg (Baarlo) huiszwaluw III-4-1
huiveren bibberen: bibberen (Baarlo), huiveren: høvere (Baarlo), razelen: razelen (Baarlo), rijderen: rieëre (Baarlo), schuiveren: schuiveren (Baarlo) huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] || huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverig: schuiverig (Baarlo), sjuuverig (Baarlo) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuivering: sjuuvering (Baarlo) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hul hul: hul (Baarlo) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulst hulst: höls (Baarlo) [DC 76 (2002)] I-7