17624 |
melktanden |
kalvertanden:
kalverteng (L295p Baarlo),
melktanden:
mèlkteng (L295p Baarlo)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zišø̜tǝl (L295p Baarlo),
zišōtǝl (L295p Baarlo)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
kryts (L295p Baarlo)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden
mensch (L295p Baarlo)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20470 |
menstruatie |
week:
de waek (L295p Baarlo)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
mailder (L295p Baarlo),
mɛ̄lder (L295p Baarlo),
merel:
maerel (L295p Baarlo),
méérel (L295p Baarlo),
mêrel (L295p Baarlo)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [DC 50b (1975)], [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
33548 |
mergkool |
mergkool:
mergkoel (L295p Baarlo)
|
[N 12A (1965)]
I-7
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜r (L295p Baarlo)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
meerveulen:
mē̜rvø̄lǝ (L295p Baarlo)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|