e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rank paard (een) smalle: šmālǝ (Baarlo) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranken van de wingerd ranken: reng (Baarlo) [SGV (1914)] I-7
ranzig garstig: gerstig (Baarlo) garstig spek [..] [SGV (1914)] III-2-3
rapen rapen: rāpǝ (Baarlo) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rijf: rief (Baarlo), riēf (Baarlo), schaaf: chaaf (Baarlo) rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Baarlo) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratel van witte donderdag klepper: klepper (Baarlo), kleppers (Baarlo), ratel: ratel (Baarlo) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ravotten rulsen: Diej jónges zien alle;aol in t huij aan t rúlse.  rúlse (Baarlo) Ravotten. III-3-2
recht vooruitstoten met de armen stompen: stòmpe (Baarlo) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechtbank rechtbank: rechtbank (Baarlo) rechtbank [SGV (1914)] III-3-1