33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardemop:
(mv)
pē̜rdǝmǫpǝ (L295p Baarlo),
paardevijgen:
pē̜rdǝvīgǝ (L295p Baarlo)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flak:
flak (L295p Baarlo),
koeflats:
kuflats (L295p Baarlo)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
pondel:
pungel (L295p Baarlo),
ponder:
punder (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pes (L295p Baarlo),
pis (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
urine:
urine (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
zeik:
zeik (L295p Baarlo),
zéjk (L295p Baarlo),
zęi̯k (L295p Baarlo)
|
urine [N 10c (1961)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pissen (L295p Baarlo),
Soms wordt het zo genoemd.
pissə (L295p Baarlo),
urineren:
urinere (L295p Baarlo),
urineren (L295p Baarlo),
zeiken:
zeiken (L295p Baarlo),
zéjkə (L295p Baarlo),
zęi̯kǝ (L295p Baarlo)
|
urineren [N 10c (1961)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
urselien (L295p Baarlo),
ursulien (L295p Baarlo)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L295p Baarlo),
mǭǝl (L295p Baarlo),
rind:
reŋk (L295p Baarlo)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
25874 |
vacu√úmketel |
vacuümketel:
vakømkę̄tǝl (L295p Baarlo)
|
Een moderne, dubbelwandige liggende ketel voor stroopbereiding. [N 57, 10a; N 57, 10b]
II-2
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
ęjn nǭlt vē̜mǝ (L295p Baarlo)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
pap:
pap (L295p Baarlo),
vader:
vader (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|