e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste uitwerpselen schapenkeutelen: sxāpǝkø̄tǝlǝ (Baarlo), stront: stront (Baarlo), štront (Baarlo), varkensstront: vɛrkǝsstrø̜ntj (Baarlo) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak krib: krøp (Baarlo), voerbak: (mv)  vōrbɛk (Baarlo) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten vasten: vaste (Baarlo, ... ), vasten (Baarlo) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond vastelavond: vastelaovend (Baarlo, ... ), vasteloavend (Baarlo), Sub mómmegezich: Mèt vastelaovend zúut me vuël mómmegezichte.  vastelaovend (Baarlo) [Vastenavond, carnaval]. || De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || Vastenavond [SGV (1914)] III-3-2
vastendag vasteldag: vesseldaag (Baarlo), vesteldaag (Baarlo), vastendag: vastendaag (Baarlo, ... ) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vastenpreak (Baarlo), vastepraek (Baarlo), vastenpreek onder het lof: vastepraek onger t lof (Baarlo) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vaste (Baarlo, ... ), vastentijd: vastentied (Baarlo), veertigdaagse vasten: fiertigdaagesevaste (Baarlo), vieërtigdaagse vaste (Baarlo) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)] III-3-3
vee fokken fokken: fǫkǝ (Baarlo) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hǭi̯ǝ (Baarlo) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken zuipen: zoepe (Baarlo), zū.pə (Baarlo) zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)] III-2-3