22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjeurdaag (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
verjoardaag (L295p Baarlo)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een slag liggen:
in een slag liggen (L295p Baarlo),
verkeerd liggen:
verkeerd liggen (L295p Baarlo)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vreije (L295p Baarlo)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vreije (L295p Baarlo),
vrīi̯ə (L295p Baarlo)
|
vrijen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L295p Baarlo)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|
18002 |
verkleumd |
ozelig:
òzelig (L295p Baarlo),
stijf:
sjtief van de kouj (L295p Baarlo),
verkleumd:
verkleumt (L295p Baarlo)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (L295p Baarlo)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bèn v`rkaod (L295p Baarlo),
stiëf v`rkaod (L295p Baarlo)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verkoetelen:
verkoetele (L295p Baarlo),
verkwanselen:
verkwansele (L295p Baarlo)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
aafslaon (L295p Baarlo),
omlaaggaan:
ps. letterlijk overgenomen.
umlie‧g gaon (L295p Baarlo)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|