17639 |
bovendeel van de rug |
schoot:
op de schoet (L295p Baarlo),
schouderbladen (mv.):
schouwerblaar (L295p Baarlo),
slip:
op de slup (L295p Baarlo)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēx (L295p Baarlo)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
33942 |
bovenstangen |
stangen:
staŋǝ (L295p Baarlo)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|
33439 |
bovenste balken van de schelf |
schelf(t)houter:
šø̜lǝfhǫu̯tǝr (L295p Baarlo)
|
De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b]
I-6
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, lange, grote) knab:
bǭvǝstǝ knap (L295p Baarlo),
rechterhandvat:
ręxtǝrhaŋk˲vat (L295p Baarlo)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26743 |
bovenste handvat van de heizicht |
bovenste knab:
bø̄vǝnstǝ knap (L295p Baarlo)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d]
II-4
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
bovenlijf:
baovelief (L295p Baarlo)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19630 |
bovenverdieping |
boven:
boave (L295p Baarlo),
bovenste verdieping:
bovenste verdieping (L295p Baarlo),
stock (d.):
stoͅk (L295p Baarlo),
zolder:
zulder (L295p Baarlo)
|
bovenverdieping [SGV (1914)] || Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
20140 |
box |
box:
nellie le-upt al in de box
boks (L295p Baarlo),
nellie lup ouch al in de box
boks (L295p Baarlo)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadketel:
braodkaetel (L295p Baarlo),
braodkètel (L295p Baarlo)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|