34336 |
doodliggen |
doodliggen:
duǝtleqǝ (L295p Baarlo)
|
Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31]
I-12
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doedskis (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
doeëdskis (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo),
doëdskis (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodskleren:
was een papieren doodsmantel
doodskleren (L295p Baarlo),
doodsmantel:
doedsmankel (L295p Baarlo),
doodsmantel (L295p Baarlo)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doeedsklok (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
doeedsklokke (L295p Baarlo)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doedzung (L295p Baarlo),
doeedzung (L295p Baarlo),
doeëdzung (L295p Baarlo)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
douf (L295p Baarlo)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
amerenpot:
aomere pot (L295p Baarlo),
aomerepot (L295p Baarlo),
doofpot:
doͅu̯fpoͅt (L295p Baarlo)
|
doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
dōē je (L295p Baarlo),
t slaakt]:
duuje (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
’t waer is aan ’t aafgaon (L295p Baarlo)
|
dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23204 |
doop |
doop:
deup (L295p Baarlo),
doup (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
doopsel:
duipsel (L295p Baarlo)
|
doop [SGV (1914)] || Een doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24005 |
doopbelofte |
doopbelofte:
duipbelofte (L295p Baarlo)
|
De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)]
III-3-3
|