e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zijden dameskous zijden hoos: zieje haoze (Baarlo) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
durven durven: de-urve (Baarlo), dörve (Baarlo) durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
dutje dutje: dutje (Baarlo) middagdutje [SGV (1914)] III-1-2
duur duur: deur (Baarlo) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: doewe (Baarlo) duwen [SGV (1914)] III-1-2
dwarsbalk van de hooihark balk: balǝk (Baarlo) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien warsbalken: wē̜rs˱bɛlǝk (Baarlo) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsbeuk kruis: kruuts (Baarlo) Het dwarsschip, de dwarsbeuk van een kruiskerk [transept?]. [N 96A (1989)] III-3-3
dwarsdrijven warsdrijven: wêrsdrieven (Baarlo) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver warsdrijver: wêrsdriever (Baarlo) dwarsdrijver [SGV (1914)] III-1-4