e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baelen

Overzicht

Gevonden: 421
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spelen (alg.) spelen: shpêële (Baelen) Spelen. [Willems (1885)] III-3-2
spelt spelt: špɛ̄.lt (Baelen) Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15] I-4
sperwer kuikendief: ky.kənde:f (Baelen), sperwer: shpaĕrber (Baelen) sperwer [RND], [Willems (1885)] III-4-1
spin spin: spaĕn (Baelen), špɛn (Baelen) spin [RND], [Willems (1885)] III-4-2
spinnen spinnen: špęnǝ (Baelen) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] II-7
spinnenweb spinnenbed: špɛnəbet (Baelen), spinnennest: špɛnənes (Baelen) spinnenweb [RND] III-4-2
spitten graven: grãvǝ (Baelen) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sprinkhaan hooispringer: heŭjshpraĕnger (Baelen) sprinkhaan [Willems (1885)] III-4-2
staart stots: štuts (Baelen) Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-9
stad stad: štat (Baelen) stad [RND] III-3-1