e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaipad jaan/gaan: jǭn (Banholt) Lege gang of leeg pad dat ontstaat na het maaien van een baan graan; de gemaaide oppervlakte. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanzwad, rij gemaaide halmen'' (4.2.10). [N 15, 25a; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
maaltijd in de voormiddag tienurenbrood: tiënoorebroëd (Banholt) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: voormiddag [ZND 18G (1935)] III-2-3
maanx mond (du.): maont (Banholt) maan III-4-4
man man: maan (Banholt) man [SGV (1914)] III-3-1
mand mandel: mandǝl (Banholt) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mannelijk schaap weer: wēr (Banholt) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke eend wenderik: vɛndǝrek (Banholt), wēndǝrek (Banholt), woerd: woerd (Banholt) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke eend, woerd wenderik: weenderik (Banholt), woerd: woe:rd (Banholt) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
maretak haams: viscum album  haamsj (Banholt) maretak III-4-3
masker mom: mom (Banholt) masker [SGV (1914)] III-3-2