20767 |
hoofdkaas |
trijp:
trep (Q196a Banholt, ...
Q196a Banholt)
|
hoofdkaas
III-2-3
|
32954 |
hooimijt |
berm:
bɛrǝm (Q196a Banholt)
|
Het hooi wordt bij voorkeur op de hooizolder, die doorgaans boven de koestal en naast de schuur ligt, geborgen. Als er echter op de hooizolder of in de schuur onvoldoende plaats is voor de wintervoorraad, bergt men ook hooi in een hooimijt. Het is een zorgvuldig gestapelde ronde (of soms ook vierkante) hoop hooi, waarop soms een dak van stro wordt gelegd om het hooi tegen de regen te beschermen. Bij de modernere uitvoeringen van de hooimijt is dit dak verschuifbaar en hangt het aan een speciale constructie, ofwel aan één stevige paal in het midden van de mijt waaromheen het hooi in de rondte wordt opgestapeld, ofwel tussen een stellage van vier tot zes palen. Dit soort hooimijten worden wel "hooibergen" genoemd; zie achter in het lemma. De constructie van deze mijten wordt behandeld in de aflevering over het erf. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 126a; JG 1a, 1b; A 28, 14c; R 14, 23c; Wi 7; add. uit N 14, 126b; A 28, 14c; monogr.]
I-3
|
18233 |
horloge |
horloge:
orlozhe (Q196a Banholt)
|
horloge [SGV (1914)]
III-1-3
|
34367 |
houten stamper |
brijselskuil:
brisǝlskȳl (Q196a Banholt)
|
Houten stamper om aardappelen voor de varkens mee tot puree te stampen. [N 18, 133; N 18, 134; S 20, add.; monogr.]
I-12
|
34618 |
huif van de huifkar |
bâche:
batš (Q196a Banholt)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
19068 |
huilen, schreien |
grijnen:
grienge (Q196a Banholt)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21333 |
huurpenning |
godsalder:
WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.
gotsalder (Q196a Banholt)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustrase (Q196a Banholt)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
geslungs:
gǝšløŋks (Q196a Banholt)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jaas (Q196a Banholt),
jes (Q196a Banholt)
|
jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|