20407 |
meerderjarig |
mondig:
munnig (Q196a Banholt)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
mèster (Q196a Banholt)
|
meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
meidje:
mädeke (Q196a Banholt)
|
meisje [SGV (1914)]
III-2-2
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (Q196a Banholt)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zii̯ (Q196a Banholt),
zijbaar:
zii̯bǭr (Q196a Banholt)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24212 |
merel |
merel:
mjalle (Q196a Banholt, ...
Q196a Banholt)
|
merel
III-4-1
|
30153 |
mergelblok |
stol:
štǫl (Q196a Banholt)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
dabben:
dabǝ (Q196a Banholt)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noōn (Q196a Banholt)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
25063 |
mondvol |
bof:
(s.m.)
bóf (Q196a Banholt)
|
hap, mondvol
III-4-4
|