e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepen roepen: roope (Banholt) roepen [SGV (1914)] III-3-1
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Banholt) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roeren roeren: rø̄rǝ (Banholt) Het kokende sap omroeren. [N 57, 26] II-2
rok: algemeen rok: rok (Banholt) rok [SGV (1914)] III-1-3
rollen wellen: wɛlǝ (Banholt) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rongen schemelen: šimǝlǝ (Banholt) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rookkanaal schoorsteen: šǭrǝstīn (Banholt), schouw: šō (Banholt) Het, soms gemetselde, afvoerkanaal voor de rook. In L 318b had de oude stookinrichting geen rookkanaal maar gaten rondom de vuurhaard omdat een rookkanaal het vuur naar één kant trok. [N 57, 8f] II-2
rooster rooster: ryǝstǝr (Banholt), rȳstǝr (Banholt) Het rooster van de stookplaats. Volgens de invuller uit L 379 was dit rooster gemaakt van dikke staven ijzer. [N 57, 8g] II-2
rozenbottel papenmuts: paapemutsj (Banholt) rozebottel III-4-3
ruif voor de koeien roop: rø̜̄p (Banholt) Naar aanleiding van de vraag naar de "verstelbare voerluiken" (2.2.20) werden ook benamingen voor een ruif gegeven. Een ruif met hooi voor de koeien kwam in de oude potstaal nog vaak voor (zie de foto van afbeelding 7 bij het lemma "potstal" (2.2.2), afb. 7); in de stallen met een koeienstand vindt men deze niet meer. Vaak is er alleen in de paardestal een ruif; zie het lemma en de kaart "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 37d] I-6