e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dobber dobber: Opm. zo wordt het soms genoemd.  dobber (Beegden), stop: Opm. is gewoonlijke benaming; bijv.: eine sjtop aan e vèsviem.  sjtop (Beegden) dobber [SGV (1914)] III-3-2
dochter dochter: dochter (Beegden, ... ), meidje: mèètje (Beegden), mêtje (Beegden) (dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || dochter; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
doek doek: dook (Beegden) doek [SGV (1914)] III-1-3
doffer, mannelijke duif hoorn: hoe-are (Beegden), hôre (Beegden) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dolle kervel kervel: kervǝl (Beegden) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen dompelen: dômpele (Beegden) dompelen [SGV (1914)] III-1-2
donderen donderen: dondere (Beegden), donderen (Beegden) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Beegden) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: de donder (Beegden), ( De donder besjrieve).  donder (Beegden) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
donker worden, duisteren grauw worden: Nb. : = lang; rekken v.d. klinker - tweeklank.  grauw wè:re (Beegden) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4