e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donker, duisterx duister: duuster (Beegden) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dood (bn.) dood: dôâd (Beegden), dôôd (Beegden) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskist doodkist: doadkist (Beegden), doodskist: doadskist (Beegden) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodskleed: dôêtskleet (Beegden), doodsmantel: wit, gerimpeld  dôêtsmaantjel (Beegden) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: douf es ein noot  douf (Beegden) doof [SGV (1914)] III-1-1
doofpot doofpot: dōfpoͅt (Beegden) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien dooien: dôôje (Beegden), t slaakt]: doeje (Beegden) dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
doop doop: duip (Beegden) doop [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: (t geit hem doorein).  doorein (Beegden) dooreen [SGV (1914)] III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan waden: waaje (Beegden) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2