e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken drinken: drinke (Beegden) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
droesem dras: dras (Beegden) droesem [SGV (1914)] III-2-3
droge plekken in moeras donk: doŋk (Beegden) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
dronken zat: zaat (Beegden, ... ) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een stuk in de vot hebben: n stök in die vot höbbe (Beegden), hem om hebben: m om höbbe (Beegden) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: het wèr heltj zich (Beegden) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
droogdoek, theedoek schoteldoek: šotəldōk (Beegden) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek stortbank: štǫrtbaŋk (Beegden) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
drop klits: klits (Beegden) drop [Weijnen BN 01 (1938)] III-2-3
druilerig en koud weer kwakkelweer: kwakgelwêr (Beegden), miezerig (weer): mieͅzerig wèr (Beegden), nat (weer): eine nate zomer (Beegden, ... ), (Zoo naat es ein kat).  naat (Beegden) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4