e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halm, stengel van de graanplant spier: špēr (Beegden) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Beegden), hĕls (Beegden) hals [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] III-1-1
hals van de as baan: baan (Beegden) Het gedeelte van de molenas dat op het metalen of hardstenen lager rust of draait. In geval van een houten as werd dit gedeelte vaak versterkt met smalle stroken ijzer, die in de lengterichting van de as werden aangebracht en waaromheen weer metalen banden werden bevestigd om het geheel bijeen te houden. Zie ook afb. 45 en de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10i; A 42A, 6] II-3
halsketting ketting: ein goulje kètting (Beegden) gouden [een - ketting] [SGV (1914)] III-1-3
halssteen baansteen: baansteen (Beegden) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halve stuiver knabje: ei knépke (Beegden) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk oortje: ei èùrtje (Beegden) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp schonk: sjonk (Beegden) ham [SGV (1914)] III-2-3
hand hand: hantj (Beegden), henj (Beegden) hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handen (kindernamen) polletjes: poelekes (Beegden) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1