28612 |
de moederkorf afkloppen |
houwen:
hǫwǝ (Q019p Beek),
kloppen:
klopǝ (Q019p Beek),
trommelen:
tromǝlǝ (Q019p Beek)
|
Bij het jagen de onderste korf of moederkorf met beide handen gedurende ongeveer een kwartier van onderen naar boven bekloppen. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 88a; monogr.]
II-6
|
25515 |
de oven op temperatuur brengen |
opstoken:
opstǭǝkǝ (Q019p Beek)
|
Voor het bakken moet de oven op tempera-tuur gebracht worden. Volgens de informant van L 269a is die juiste temperatuur ± 200°C. De laatste twee woordtypen geven de benaming voor die goede hitte. Volgens verschillende informanten moet de oven zo lang gestookt worden, totdat de wanden of de hemel van de oven wit worden. Met de vrije hand werd vroeger gecontroleerd of de baklucht heet genoeg was (volgens informant van L 291), tegenwoordig gebeurt dat controleren met de thermostaat (volgens informant van Q 121). [N 29, 9; N 29, 10]
II-1
|
25521 |
de oven reinigen |
keren:
kē̜rǝ (Q019p Beek)
|
Het object "oven" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 12c; OB 2, 2c add.; monogr.]
II-1
|
28603 |
de raat uitbreken |
de korf uittrekken:
dǝ kø̜rf ūttrękǝ (Q019p Beek)
|
Uitbreken van de raat bij het oogsten van de honing. Het volk is dan verwijderd. [N 63, 81a]
II-6
|
34273 |
de stal uitmesten |
mesten:
męstǝn (Q019p Beek)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel gereedmaken:
de taofel gereid make (Q019p Beek),
de tafel gereedzetten:
de taofel gereid zétte (Q019p Beek)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (Q019p Beek)
|
het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
è kort
insjprènkele (Q019p Beek)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
32702 |
de wintervoor ploegen |
op wintervoren belken:
ǫp wentǝrvōrǝ bę.lǝkǝ (Q019p Beek)
|
Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.]
I-1
|
23470 |
de zondag inluiden |
de zondag inluiden:
de zondig inloeien (Q019p Beek)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|