e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarcrème haarvet: hoar vèt (Beek) crème die bij de verzorging van het haar gebruikt wordt [pommade] [N 86 (1981)] III-1-3
haarenkelen haarenkelen: haarenkele (Beek) haarenkelen: Zijn enkel stuk stoten bij het lopen (haarenkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
haarlok lok: lok (Beek) een bosje haar van min of meer slingerende gedaante [lok, streng, tres, toer] [N 86 (1981)] III-1-1
haarstaart staart: sjtaart (Beek) het los neerhangende gedeelte van het haar, als men het bijeen gebonden draagt [staart, keu, vlecht] [N 86 (1981)] III-1-1
haas haas: haas (Beek) haas [DC 07 (1939)] III-4-2
haast hebben jachten: jachte (Beek), zich jagen: zich jàge (Beek) door haast gedreven zijn, uit gejaagdheid zich haasten [jachten, jakken] [N 85 (1981)] III-1-4
haastig haastig: haostig (Beek) vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)] III-1-4
hagedis hagedis: hagedis (Beek) hagedis [DC 07 (1939)] III-4-2
hagelkruis hagelkruis: hagelkruus (Beek) Een in het veld geplaatst kruis ter bescherming van de oogst tegen hagelscha-de [hagelkruus, hagelkruuts?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hak van een schoen hak: hak (Beek) hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] III-1-3