e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge herenschoen mansluischoen: mansluusjoon (Beek) herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] III-1-3
hoge hoed hoge zijden: hoige zieje (Beek) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3
hoge hoed bij begrafenis hoge zijden: hoige zieje (Beek) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2
hoge waterdichte schoen sneeuwschoen: sjnié sjoon (Beek) schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
holronde voegspijker bol voegijzer: bǫl vōx˱īzǝr (Beek), rond voegijzer: rōntj ˲vōx˱īzǝr (Beek) Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.] II-9
hommel hommel: hoomel (Beek) hommel [DC 09 (1940)] III-4-2
homp brood homp: homp (Beek), hómp (Beek), knab: knap (Beek), knode: knô (Beek) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
hond hond: hont (Beek) hond III-2-1
honing honing: honing (Beek), hōneŋ (Beek) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honing halen uit klaver, linde enz vliegen op: vlēgǝ op (Beek) Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81] II-6