e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwellen jensen: jense (Beek), judassen: judasse (Beek), plagen: plaoge (Beek), tempteren: temptere (Beek) lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1
kwelling/pesterij gejens: gejens (Beek) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1
kwijl zever: zijver (Beek) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Beek) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laars (alg.) stevel: stevele (Beek) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars met sluitriempje rijlaars: rielaars (Beek) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie gamasche: kamasj (Beek), kamasje (Beek) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht stevelschacht: sjteevelsjach (Beek) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
ladder slachtladder: šlaxlø̜dǝr (Beek) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom leierboom: lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (Beek), (mv)  lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (Beek) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13