e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peetoom peter: pēͅtər (Beek) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante paat: pāt (Beek) peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
pekel pekel: pęjkǝl (Beek) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip vleestijn: vlęjstin (Beek) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis van de stier pees: pɛ̄s (Beek) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
peper peper: pèper (Beek) peper [DC 03 (1934)] III-2-3
pershoning pershoning: pę̄šhōneŋ (Beek), zeemhoning: zēmhōneŋ (Beek) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
perszak perszak: pę̄šzak (Beek) Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.] II-6
perzikkruid veldreutsel: vɛi̯.ltjrē̜tsǝl (Beek) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pesterij gejens: gejens (Beek) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4