17782 |
speeksel |
spij:
spie (Q019p Beek)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
ṣpijə (Q019p Beek)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
28487 |
speeldop |
speeldop:
speeldop (Q019p Beek)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|
19339 |
speels |
speels:
sjpeels (Q019p Beek)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20287 |
speen |
lots:
lotsch (Q019p Beek)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dē̜m (Q019p Beek),
dīǝm (L359p Beek)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
28456 |
spekraat |
spekraam:
(mv)
špɛkrāmǝ (Q019p Beek)
|
Nieuwe raat waarin veel honing zit. De normale afstand tussen de raten is 35-40 mm hart op hart. De bijen kunnen de bovenste cellenreeksen zo ver uittrekken dat de raten elkaar bijna en op enige punten zelfs geheel raken. Deze cellen zijn doorgaans ongeschikt om erin te broeden maar voor het opbergen van honing zijn ze ideaal. Volgens de informant van L 215a is deze honing wel moeilijk te slingeren. [N 63, 13g]
II-6
|
18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q019p Beek)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangenkussen:
spanjǝkøsǝn (L359p Beek)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
chpeele (Q019p Beek)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|