e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Beek) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Beek) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte aalbes witte wiemeren: witte wiemere (Beek) [DC 13 (1945)] I-7
witte abeel belboom: belboum (Beek) abeel, witte populier III-4-3
witte kaas, wrongel fluitkaas: fluitkiees (Beek), fluitkiès (Beek) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kool wit moes: wit moos (Beek) witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwiksjtart (Beek), witte kwikstaart: witte kwiksjtart (Beek) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
witte, buitenlandse bloem buitenlandse bloem: butǝlantsǝ blōm (Beek) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
woede giftig: guftig (Beek) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woelen winseln (du.): winsjele (Beek) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2