| 34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hǭrǝ (L300p Beesel)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
| 18841 |
hopen |
hopen:
haopə (L300p Beesel)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 25136 |
horizon |
einder:
injər (L300p Beesel),
hori-eind:
horiënd (L300p Beesel)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 18233 |
horloge |
uur:
oer (L300p Beesel, ...
L300p Beesel)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 18149 |
horrelvoet |
paardsvoet:
pêrsvoot (L300p Beesel)
|
hompelvoet [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 17847 |
hotsen |
schokkelen:
sjoegkələ (L300p Beesel),
slaan:
de ker sleit (L300p Beesel)
|
hotsen [SGV (1914)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17812 |
houden |
houden:
haje (L300p Beesel)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21459 |
houden van |
liefhebben:
leef höbbe (L300p Beesel)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 32906 |
houten gaffel, schudgaffel |
schuddegaffel:
šø̜dǝgafǝl (L300p Beesel)
|
Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.]
I-3
|
| 19974 |
houtmolm |
houtmolm:
houtmolm (L300p Beesel),
houtmulm (L300p Beesel)
|
houtmeel [DC 30 (1958)] || pulver van houtworm [DC 42b (1967)]
III-2-1
|