17997 |
huiveren |
schuiveren:
schuvere (L300p Beesel)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
18595 |
hul |
hul:
hul (L300p Beesel)
|
hul (kap) [SGV (1914)]
III-1-3
|
21807 |
hulp vragen |
hulp vragen:
hölləp vraogə (L300p Beesel)
|
iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
bijstand:
biesjtanjt (L300p Beesel),
hulp:
hölləp (L300p Beesel)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
hulst:
huls (L300p Beesel),
WBD / WLD
huls (L300p Beesel)
|
[DC 76 (2002)]De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
I-7, III-4-3
|
17959 |
hurken |
in de knie?n zakken:
in de kneen zakke (L300p Beesel)
|
hukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
schokkelen:
sjoegkele (L300p Beesel)
|
Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21333 |
huurpenning |
huurpenning:
[beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]
huurpenning (L300p Beesel),
meepenning:
meepenning (L300p Beesel)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hiepotheek (L300p Beesel)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hinjərə (L300p Beesel),
storen:
sjtuu-ërə (L300p Beesel),
verhinderen:
vərhinjərə (L300p Beesel)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|