20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelt (L300p Beesel),
rammələ (L300p Beesel)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21980 |
rampvlucht |
rampvlucht:
ramp-vluch (L300p Beesel)
|
een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24626 |
rank |
rank:
WBD / WLD
rangk (L300p Beesel),
reng (mv.):
reng (L300p Beesel),
smal opgeschoten (vt dw):
smaal opgeschoate (L300p Beesel)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (L300p Beesel)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garst:
gers (L300p Beesel),
garstig:
gerstig spek (L300p Beesel)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24765 |
rapunzelklokje |
vingerhoedje:
WLD
vingerheutjes (L300p Beesel)
|
Rapunzelklokje (campanula rapunculus 30 tot 90 cm groot. Dikke, kruipende wortelstok; de stengel is stompkantig en kortbehaard; de onderste bladeren zijn ei- tot hartvormig en zijn langgesteeld, de bovenste zijn langwerpig ongesteeld en kortbehaard; de [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19558 |
rasp |
rijf:
rief (L300p Beesel)
|
rasp [SGV (1914)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
rijven:
rieve (L300p Beesel),
rievə (L300p Beesel, ...
L300p Beesel)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
ratel:
ratel (L300p Beesel)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|