24518 |
varen (alg.) |
varen:
WLD
vâren (L300p Beesel)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (L300p Beesel)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrkǝs[stal] (L300p Beesel)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
ongel:
ongel (L300p Beesel),
vet:
vèt (L300p Beesel)
|
reuzel [SGV (1914)] || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
20594 |
vast |
knaster:
knastər (L300p Beesel)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
vaste misgezangen:
vaste misgezange (L300p Beesel)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krø̜p (L300p Beesel)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vasteloavend (L300p Beesel),
vastəloͅ.vənṭ (L300p Beesel)
|
vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendāāg (L300p Beesel)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vasteprèèk (L300p Beesel)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|