26141 |
borst |
borst:
bǫrs (L300p Beesel),
borststuk:
borststuk (L300p Beesel)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31]
II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
borsel (L300p Beesel)
|
borstel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17631 |
borsten |
memmen:
memme (L300p Beesel),
tieten:
tiete (L300p Beesel)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bors (L300p Beesel),
borstkas:
borskas (L300p Beesel)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
mansluuborsrok (L300p Beesel)
|
Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstrok:
vrouwluuborsrok (L300p Beesel)
|
Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleurəs (L300p Beesel)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bǫs (L300p Beesel)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
WBD / WLD
bəssəl (L300p Beesel)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
24669 |
bosanemoon |
windbloem:
WLD
windjbloom (L300p Beesel)
|
Bosanemoon (anemone nemorosa). Een 5 tot 25 cm hoge plant met lange kruipende wortelstok; de gewone bladeren zijn handvormig gedeeld, langgesteeld, aan de stengel 3 handvormig samengestelde, langgesteelde omwindselbladeren in een krans; de bloemen groeien [N 92 (1982)]
III-4-3
|