e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L297p plaats=Belfeld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
putter putter: pötter (Belfeld) putter III-4-1
putzwengel putwip: pøtwep (Belfeld) [SGV (1914)] I-7
raad raad: road (Belfeld) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): raodsel (Belfeld), râôdselke (Belfeld) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raar, vreemd vreemd: vremp (Belfeld) 01; vreemd [SGV (1914)] III-1-4
raaskallen wazelen: wazele (Belfeld) revelen [SGV (1914)] III-3-1
raat graat: groǝt (Belfeld) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raden raden: raoje (Belfeld), roaje (Belfeld) raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4, III-3-2
rafel pluis: pluus (Belfeld), rafel: reifels (Belfeld, ... ) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rafelen uitrafelen: oetreifele (Belfeld), uitrefelen: ūtręjfǝlǝ (Belfeld) rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3