e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L297p plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houden van liefhebben: leefhubbe (Belfeld) liefhebben [SGV (1914)] III-3-1
houtduif houtduif: houtdoef (Belfeld) houtduif III-4-1
houtsnip houtsnip: houtsnip (Belfeld) houtsnip III-4-1
houtsplinter splinter: šplentǝr (Belfeld) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houweel kruisbijl: krȳsbī̄l (Belfeld) Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. De houweel werd gebruikt om in de winter de klei los te kappen. In L 381 werd dit werk gedaan met een beitel (bęjt\l). [N 98, 37; monogr.] II-8
hovaardig groots: grŭŭtsch (Belfeld) grootsch [SGV (1914)] III-1-4
huidschilfers schilfers: schilver (Belfeld) schilfer [SGV (1914)] III-1-2
huif van de huifkar huif: huf (Belfeld) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hufkɛr (Belfeld) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen, schreien grijnzen: greize (Belfeld) schreien [SGV (1914)] III-1-4