18390 |
speld |
speld:
špɛlt (L297p Belfeld)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vaststeken:
vasštē̜kǝ (L297p Belfeld)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
schpeule (L297p Belfeld)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
29908 |
spie-eind |
krets:
krɛts (L297p Belfeld)
|
Gelijk aflopend uiteinde van de gresbuis met rillering. Het spie-eind heeft ten doel het aanhechten te bevorderen van de specie waarmee de verbinding van de buizen onderling wordt gedicht. [monogr.]
II-8
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
schpeegel (L297p Belfeld)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21373 |
spijbelen |
langs de school strijken:
langs de schoel schtrieke (L297p Belfeld)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
24379 |
spin |
spin:
spin (L297p Belfeld),
špɛn (L297p Belfeld)
|
spin [RND], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
špenǝ (L297p Belfeld),
špęnǝ (L297p Belfeld)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnenweb:
špɛnəwɛp (L297p Belfeld)
|
spinnenweb [RND]
III-4-2
|
32749 |
spitten |
spaden:
špāi̯ǝ (L297p Belfeld)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|