e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen bramelen: brōmǝlǝ (Belfeld) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik bramelenstruik: broamelestroek (Belfeld), bròmələstroek (Belfeld) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: broaje (Belfeld) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken keuken: kaöken (Belfeld), käöke (Belfeld), kotsen: kōtse (Belfeld), kôtse (Belfeld), overgeven: euvergeeve (Belfeld), spijen: sjpeeje (Belfeld) kotsen [SGV (1914)] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramelenvlaai: braomeleflaaj (Belfeld) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brand vuur: vȳr (Belfeld) De gloeiïng van de oven - Coopman, pag 8. [monogr.] II-8
branden branden: brande (Belfeld), de stoof brandt (Belfeld) branden [SGV (1914)] || brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brander (Belfeld) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandhout brandhout: brankhout (Belfeld), braŋkhoͅu̯t (Belfeld) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1
brandnetel brandnetel: braŋknētǝl (Belfeld), netel: nētǝl (Belfeld) Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5