17775 |
enkel |
enkel:
inkel (L297p Belfeld)
|
enkel [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
enten:
entə (L297p Belfeld),
inte (L297p Belfeld)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
33610 |
erf |
plaats:
plāts (L297p Belfeld)
|
I-7
|
18047 |
etter |
materie:
matérie (L297p Belfeld)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
flens:
flens (L297p Belfeld)
|
flensje [SGV (1914)]
III-2-3
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikflooien (L297p Belfeld)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L297p Belfeld)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
flǝwiǝl (L297p Belfeld, ...
L297p Belfeld)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (L297p Belfeld),
frānjǝl (L297p Belfeld)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
20586 |
fruit bewaren |
muiken:
moekke (L297p Belfeld)
|
meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)]
III-2-3
|