e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berbroek

Overzicht

Gevonden: 1120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen nijpen: neepe (Berbroek), pitsen: pitse (Berbroek) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen nijpen: neepe (Berbroek), pitsen: pitse (Berbroek) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
knie knie: knijj (Berbroek) knie [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen kuimen: hee es alteet ant kijmen (Berbroek), tempeesten: Voor iemand die dikwijls kwaad opvliegt.  hee es alteet ant tempieste (Berbroek), zuren: hee es alteet ant žorre (Berbroek) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen nijpen: neepe (Berbroek), pitsen: pitse (Berbroek) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knikker grol: grol (Berbroek), klits: klits (Berbroek), klitser: , afgeleid uit het Engelse game  klitsers (Berbroek) Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] III-3-2
knipogen een oogje pinken: iew oegske pinken (Berbroek), een oogje plimpen: Een uitdr. die veel gezegd wordt als men iemand een oogje ziet pinken is deze:  iew oegske plimpen (Berbroek) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knollen uittrekken plukken: plekǝ (Berbroek) In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17] I-5
knolraap, raap rapen: rōpǝ (Berbroek) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knolvoer, rapen (coll.) groen: grin (Berbroek), grun (Berbroek) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5