e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q163p plaats=Berg

Overzicht

Gevonden: 1049
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landstreek streek: strīk (Berg) streek [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strē.p (Berg) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
lap lap: lap (Berg) lap [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
lat lat: lat (Berg) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
laten laten: lətə (Berg) laten [ZND m] III-1-2
leggen leggen: legə (Berg) leggen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Berg) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leverpastei pat: ’pā.tē (Berg) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst witte pens: witə peͅ.ns (Berg), witte trijp: witə tri̞p (Berg) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
lied, liedje liedje: litsjə (Berg) liedje [RND] III-3-2