e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q163p plaats=Berg

Overzicht

Gevonden: 1049
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nemen, pakken nemen: nēmə (Berg), pakken: pakə (Berg) nemen [ZND m] || pakken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
nier nier: nīr (Berg) een nier [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
niet drachtig muntig: my.ntǝx (Berg) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet meteen leegbloeden slecht gestoken/gesteken: slē̜xǝstē̜kǝ (Berg) Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.] II-1
ochtend (vanmorgen middag: ich hup wàt kòts fàn vurr\\meen àl"; cf. WNT s.v. "mergen". Zie morgen  vurrəmeen (Berg) s morgens) [RND] III-4-4
oliemolen slagmolen: slǭ.x[molen] (Berg) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omzetten omzetten: ømzętǝ (Berg) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onderploegen onderakkeren: ǫ.nǝr[akkeren] (Berg) In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14] I-1
onderste handvat (onderste, linkse, tweede, kort) handvat: hā.nt˲vǭ.t (Berg) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
ondeugend, stout astrant: astrant (Berg), strant (Berg), stout: stout (Berg) stout [ZND A2 (1940sq)] III-1-4