e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q163p plaats=Berg

Overzicht

Gevonden: 1049
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensvet vet: ve̝ͅt (Berg) gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] III-2-3
vaste uitwerpselen keutelen: kø̄.tǝlǝ (Berg), pitten: pitǝ (Berg), stront: stro.nt (Berg) Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11
vaste voer- en drinkbak krib: krep (Berg) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vastenavond vastelavond: fasjəlu.əvət (Berg) vastenavond [RND] III-3-2
vat vat: vǭ.t (Berg  [(25 kg)]  ) Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.] II-3
vazelzeug vazelzoog: vǭ.zǝlzō.x (Berg) Zeug die men in de wei laat lopen, zonder ze te willen vetmesten of voor de fok te gebruiken. Volgens de informant van Q 158a wordt dit varken in reserve gehouden als fokzeug. Het WNT (XVIII p. 956 s.v. vazelvarken) geeft als eerste betekenis "fokvarken" en als tweede "mager varken". Een vazelvarken wordt ook wel met opzet schraal gevoerd om het voor het fokken te gebruiken, naderhand ook om het gedurende de winter in leven te houden en dan tegen het voorjaar te gaan mesten (z. WNT XVIII p. 952 s.v. vazel III 3). [JG 1c, 1d, 2c; NE 2.I.8; N C, Q 111 add.; monogr.] I-12
vechthaan soorthaan: sorthǭn (Berg) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bēstǝ (Berg) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veearts artist: artis (Berg), paardsmeester: pi̯atsmęi.stǝr (Berg) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veestapel beesten: bestǝ (Berg) Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b] I-11