e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beringe

Overzicht

Gevonden: 506
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knie knie: kne. (Beringe), Recenter  knɛ.i (Beringe) knie [RND] III-1-1
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Beringe) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knobbelzwaan zwaan: zwān (Beringe) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knuppel, knots kluppel: klö.pəl (Beringe) knuppel [RND] III-1-2
koe koe: kōu̯ (Beringe), kǫu̯ (Beringe) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koekoek koekoek: kukuk (Beringe), sperwer: (in de winterdagen)  špɛrwər (Beringe) koekoek (39 zomervogel; roep [koe-koek] [N 09 (1961)] III-4-1
koken (intr.) koken: kóókə (Beringe) koken [RND] III-2-3
kokmeeuw meeuw: mieͅu̯ (Beringe) kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
komen komen: komə (Beringe) komen [RND] III-1-2
koning koning: køniŋ (Beringe) koning [RND] III-3-1