e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beringe

Overzicht

Gevonden: 506
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaduw, lommer uit de zon: ŏĕttə zon (Beringe) schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd schoften: šoftə (Beringe), schofttijd: šoftit (Beringe) schafttijd [RND] III-3-1
scheiplank schuifje: šyfkǝ (Beringe) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
scheren opspannen: opšpanǝ (Beringe), scheren: sjère (Beringe) Draden uitspannen tussen het toestel waarmee gedraaid werd en de haak van het toestel daartegenover. [N 48, 52a] || scheren [DC 38 (1964)] II-7, III-1-3
scheven scheven: šē̜vǝ (Beringe) De houtachtige delen in vlas en hennep die bij het braken loskomen. [N 48, 18a] II-7
schip schip: šēp (Beringe) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Beringe) schipper [RND] III-3-1
schoen schuifje: šyfkǝ (Beringe) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
school school: šuəl (Beringe) school [RND] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: ṣu.əlkiŋər (Beringe), schoolwichten: ṣu.əlwi:xtər (Beringe) schoolkinderen [RND] III-3-1